Uit verzamelde muziekessays
Keurtroepen van Euterpe:
In Digitale bibliotheek Nederlandse letteren (per juli 2008)
http://www.dbnl.org/tekst/vest002keur01_01/
Daaruit een fragment:
Debussy, de rijke broeder
‘Wie is de grootste van de twee, Debussy of Ravel?’ Deze hoogst naïeve
vraag wordt mij nogal eens gesteld, en ik stel haar ook wel eens aan anderen.
Een niet onmuzikale geest antwoordde mij: ‘Wat een vraag! Debussy natuurlijk.
De vraag is volkomen onzinnig’. Daar kon ik het mee doen. Maar ik kon
ook tevreden zijn, want in de grond van de zaak was ik het volkomen met
hem eens, al zou ik mij zeker nooit met zoveel zelfvertrouwen hebben uitgesproken.1)
Maar wat ik onmogelijk kon onderschrijven was dat de vraag als onzinnig
moest worden bestempeld. Nu moet hier terstond aan worden toegevoegd,
dat velen dit mijn Debussy-supporter volmondig zullen nazeggen. Níet omdat
deze velen een even gedecideerd antwoord zouden weten te geven als hij,
maar omdat zij ieder mogelijk antwoord uit den boze achten. En dit niet
zozeer door een veronderstelde gelijkwaardigheid der beide componisten
(Debussy en Ravel ‘even groot’, - wat altijd nog een antwoord zou zijn)
als wel door de onbeantwoordbaarheid, naar zij menen, van dit soort vragen
in het algemeen. Vaklieden vooral, musicologen, muziekestheten, oordelende
componisten, beschouwen onze nieuwsgierigheid naar de waarde van de muziek
van Debussy, Ravel, en enkele anderen, als niet ter zake doende. Ik heb
dit echter altijd een buitengewoon enghartig standpunt gevonden. Geen
muziekkenner zal aarzelen Beethoven ‘groter’ te noemen dan Hummel. Waarom
dan opeens deze preutse terughouding, zodra beide componisten tot de grootsten
behoren, bij wie de verschillen, zo zij bestaan, - en zij bestaan altijd:
van twee grootsten is één noodzakelijkerwijs de allergrootste, - geringer
zijn of onzekerder? Het lijkt niet goed, wanneer deskundigen zo resoluut
de handen aftrekken van problemen, die zich in de alledaagse praktijk
des muzikalen levens voortdurend aan ons opdringen. Iedereen die zich
voor Debussy en Ravel interesseert heeft zich die vraag wel eens voorgelegd;
er is zelfs, als ik mij niet heel erg vergis, destijds nogal wat inkt
aan gespendeerd. Wie is de grootste? Niemand weet dit; maar antwoorden,
min of meer in het wilde weg, zullen er altijd worden beproefd, en er
is niets op tegen deze hanengevechten in iets serieuzer banen te leiden.
Bovendien zou het kunnen zijn, dat, ook wanneer de vraag achteraf inderdaad
niet voor beantwoording vatbaar blijkt, men zijn muzikale inzichten verrijkt
heeft door er zijn gedachten over te laten gaan.
1)Eerlijkheidshalve dien ik te vermelden, dat een van mijn vrienden,
die ik onlangs polste, als zijn oordeel gaf: ‘Eigenlijk toch wel Ravel.’
Hij drukte zich dus minder onomwonden uit dan mijn eerste zegsman, maar
daar staat tegenover, dat zijn kennis van muzikale zaken veel groter is.
Andere fragmenten
Het kan zijn nut hebben zich eens duidelijk te maken wat tonaliteit niet
is. Polytonaliteit betekent o.a. niet, dat nu ook alles samenklinken
mag, dat men bijv. door de onderhand van een sonate
van Mozart een halve toon hoger of lager te spelen (een geliefkoosd kunstje
van conservatoriumleerlingen) bevredigende muziek verkrijgt. Ware dit
het geval dan zou het componeren wel zeer gemakkelijk zijn geworden!
[...]
Voor het opvatten van een bitonaal klankstuk, dat méér
is dan een simplistische transpositie van de onder- of bovenhelft van
een monotonaal geheel, staan ons twee wegen ten dienste, die beide hun
pendant vinden in het zien in een plastische ruimte, zoals die
aan de schilderkunst ten grondslag ligt. In de eerste plaats is het mogelijk
dat, dat een van de twee stemmen of combinaties van stemmen (geschreven
in de toonsoort I) de leiding behoudt, terwijl de andere in de toonsoort
II) nog maar de waarde heeft van een pikant nevengeruis, waarvan de tonaliteit,
de toonhoogte, de melodische figuraties zelfs, door het oor nog slechts
bij benadering worden herkend en in de mate hiervan ook hun schoonheidswaarde
ontlenen aan de afwijking van de toonsoort I.
[...]
De tweede weg, - met de eerste op talloze wijzen te combineren, en vaak
willekeurig te verwisselen zelfs, - bewandelt men zodra de bitonale klankenreeks
geheel of gedeeltelijk opgevat wordt onder het gezichtspunt, of gehoorpunt,
van een derde toonsoort, die óf toevallig, óf volgens een
subtiel plan, als verborgen principe de verschillende akkoorden en hun
opeenvolging tijdelijk of voor langere tijd beheerst.I plus II vertonen
b.v. op een bepaald moment zekere Anklänge aan akkoordformaties,
al of niet chromatisch misvormd, uit III; III kan dan weer moduleren
naar IV, en dan bijv. in I of II opgaan, etc. etc.
deel 10, p.65 - 67 - ed. Marius Flothuis en Emanuel Overbeeke
Zie ook over Bruckner
Zie ook over Sybelius
en
Vredenburg 10 - 02 - 2004
|