Drie Bruckner-symfonieën

Bruckner was in het seizoen 1960-61 bij het Residentieorkest beter vertegenwoordigd dan bij het Concertgebouworkest. Van Otterloo speelde de Negende Symfonie, Dorati de Zevende. Het Concertgebouworkest voerde de Vierde uit. Dit betekent niet alleen een kwantitatieve, maar ook een kwalitatieve voorsprong.
Inderdaad, en onder het vanzelfsprekend voorbehoud van Bruckners tamelijk gelijkmatig peil, mag de Vierde Symfonie, of de ‘romantische’, als een minder aangrijpend getuigenis van zijn genie worden beschouwd dan de andere twee, hetgeen uiteraard met allerlei muzikale waardeververschillen samenhangt, waarvan in kort bestek weinig meer te tonen is dan een glimp.

Fragment blz 80 uit deel 8 (Hoe schrijft men over muziek) van de Verzamelde muziekessays, bezorgd door Marius Flothuis en Emanuel Overbeeke.

geplaatst 12 maart 2006

 

naar site index

naar index voor de Muziekessays