Over Denis Saurat
fragment uit Prikkelkritiek
En dan, plotseling, voelt men zich heel streng worden voor Denis Saurat,
die reeds in Modernes de onvergeeflijke stommiteit had begaan om
het werk van Proust en Kafka (!) tot de ‘gewaarwordingskunst' (voor
hem het criterium van het ‘modernisme') te rekenen. Men leest hem
dan opeens niet meer om van het essayistisch geknetter te genieten, of
om de uiterst leerzame mededelingen in zich op te nemen over de epiek
van Hugo; de rol van de kabbalistische filosofie daarin en in de poëzie
van Blake, Mallarmé, Rimbaud; de nuttige apologie van Zola; de goede notities
over Goethe, Mann, Ibsen, Kipling; men leest hem niet meer ter wille van
deze alleraardigste synthese van boutade en eruditie, overdrijving en
gezond oordeel, – en niemand zal ontkennen, dat de eenzijdigste
veroordeling in dit boek, die van Baudelaire, wel degelijk op werkelijke
zwakheden van de dichter betrokken is en niet zo maar in de lucht hangt,
– maar men leest hem om, na voldoende door hem geprikkeld te zijn,
hem eindelijk eens geprikkeld van repliek te dienen. Om hem op onnozelheden
te betrappen, op sofistische bewijsvoeringen, op burgermansvooroordelen,
tendentieuze onjuistheden en oppervlakkig heden. Let wel: het boek wémelt
hier niet van; men moet er naar zoeken, maar we willen er nu eens naar
zoeken. In het artikel over Baudelaire, waarin Saurats dooddoener ‘Ce
n'est pas vrai' vervangen zou moeten worden door ‘Ce n'est
pas bon', – in de artikelen over Rimbaud en over Joyce vindt
men een en ander van zijn gading. Rimbaud, die volgens Saurat met dichten
opgehouden zou zijn, omdat hij voelde na Hugo en Baudelaire niets nieuws
meer te kunnen scheppen! Door deze overweging, en door de daad van resignatie,
die er uit voortvloeide, is Rimbaud pas groot, zegt Saurat. Voor mij zou
Rimbaud door deze overweging een circusdirecteur zijn geweest. Joyce,
die volgens Saurat het slachtoffer is geworden van de zucht om alles te
beschrijven, alles te zeggen, zonder enige selectie! Kom, Saurat, waarom
niet erkend, dat uw verwijt geen betrekking heeft op ‘alles', maar
op een heel klein beetje: op die enkele beruchte kleinigheden uit Ulysses,
waar uw ‘bonne, vieille, simple et banale morale' kippenvel
van kreeg en die gij opblaast alsof het hele boek uit niets anders bestond?
Waarom niet vastgesteld, dat iemand, die 7 jaar lang aan een roman werkt,
zonder selectie uit te oefenen, een gek is? Waarom niet eens bedacht,
dat het onmogelijk is ‘alles' op te schrijven wat zich op één dag
in Dublin afspeelt, indien men slechts de beschikking heeft over 1000
pag. en niet over een blanco bibliotheek, waarbij vergeleken de verzamelde
dichtwerken van uw eeuwige Hugo een brochure zijn? Waarom die kwade trouw
bij het verslagje van het ‘Walpurgisnacht'-hoofdstuk uit Ulysses,
waarin heus niet ‘alles' wordt beschreven, maar uitsluitend datgene
wat in het voorafgaande in andere vorm reeds voorkwam, waarin geen willekeur
heerst, zoals gij suggereert, doch strenge wetmatigheid, en zeker niet
méér grilligheid dan in de beide Walpurgisnachten van Goethe? Waarom voortdurend
deze onoprechte vermenging van esthetische en puriteinse maatstaven, al
woont gij dan ook in Engeland? En zijt gij bij het corrigeren van de drukproeven
zelf niet een beetje misselijk geworden van uw opmerking op pag. 133,
waar gij de soldaten van Remarque, Montherlant en Barbusse lafheid verwijt,
omdat hun dromen u beletten van een goede en prettige oorlogsbeschrijving
te genieten?
Deze reactionair is gevaarlijker dan men denkt. Hij heeft talent. Wanneer
men hem leest – en nogmaals: men moet dit bepaald doen, –
dan met enig oordeel des onderscheids en enige gezonde weerbarstigheid
tegen zijn meeslepend prikkelende betoogtrant van zwarte moralist in vermomming.
Het essay Prikkelkritiek werd voor het eerst gepubliceerd
in Muiterij tegen het etmaal, Stols 1947
Nu is dit essay met vele andere over Franse schrijvers heruitgegeven door
uitgeverij Mycena Vitilis in een gebonden uitgave.
Saurat: 1890-1958 - Lauréat
des concours d'agrégation : 1919.
|