Over protestantismeHet zou ten enenmale onjuist zijn het protestantisme op te vatten als een ‘protest’ tegen de absolute metafysische projectie als zodanig, en als een principiële terugkeer tot meer geïntegreerde religievormen. Waartegen hier geprotesteerd werd was in de eerste plaats de autoriteit, de autoritaire vorm die niet meer door een algemeengeldige inhoud gedekt werd - een ‘algemeenheid’ die niet meer de bijzondere behoeften van het individu bevredigde. Dat er ook aan de vorm het een en ander ontbrak - misstanden, onzedelijkheid in Rome etcetera - is hierbij van secundair belang, hoewel natuurlijk als historische factor niet te verwaarlozen. Het protestantisme was individualistisch ingesteld (al leidde het uiteraard tot groepsvorming), en maakte als wapen van de door het individu te hanteren kritiek gebruik, waarbij het rechtstreeks voortbouwde op het middeleeuwse nominalisme, dat toendertijd in de wijsbegeerte op zijn manier kritiek en scepsis vertegenwoordigde. Dit alles had verschillende gewichtige gevolgen voor de metafysische projectie. In de eerste plaats moeten wij vaststellen dat deze projectie voorgoed uit het katholieke compromis tussen desintegrerende en integrerende krachten bevrijd werd, hetgeen geheel op zichzelf genomen tot een versterking der projectie leiden moest die zich nu niet meer aan het menselijk gemiddelde behoefde aan te passen. In de tweede plaats begunstigde de kritiek van de zijde van het gelovige individu niet een verzwakking der projectie, zoals men onwillekeurig zou verwachten, maar ook al weer een versterking ervan: aan de essentiële geloofswaarheden werd des te starrer vastgehouden naarmate zij aan de eigen neiging tot kritiek het hoofd hadden te bieden! Men wilde wel kritiseren, en zo onbarmhartig mogelijk, maar er moest ook steeds iets overblijven dat boven iedere kritiek verheven was: de graad der projectie steeg dus recht evenredig aan de mate der kritiek. Dit alles wordt nog geaccentueerd doordat veelal typisch gedesintegreerde persoonlijkheden zich met de taak van het ‘protesteren’ belastten: Calvijn bijvoorbeeld, die veel steiler, starrer, energieker, onbeïnvloedbaarder en volhardender was dan alle katholieke theologen bij elkaar die ooit het odium der onverdraagzaamheid op zich hebben geladen. Luther was veel geïntegreerder - reeds uit hun beider uiterlijk is dit op te maken: Luther met zijn gezonde, ronde animaliteit, die graag voor de vuist weg donderde en ad hoc geprojecteerde duivels inktpotten naar het hoofd de wereld had afgezonderd, en niet de duivel met inkt, maar zijn eigen geloofsgenoten met de brandstapel trakteerde; in overeenstemming hiermee is het lutherse geloof ook altijd warmer en milder gebleven dan het calvinistische. Eensdeels werd de absolute projectie dus versterkt: het dogma werd vereenvoudigd, de meeste bemiddelende instanties kwamen te vervallen, de aansluiting bij de Jahvistische mentaliteit is onmiskenbaar (hetgeen alreeds uiterlijk blijkt uit het gebruik onder de oudere protestanten om hun kinderen oudtestamentische voornamen te geven), alles werd strenger, rationeler, abstracter. Men ging in deze tijd niet alleen in de wetenschap ‘ad fontes’ (naar de bronnen), maar ook wat de metafysische projectie betreft. Eerste druk 1947, dit citaat uit de Meulenhoff ePub versie. p.171 geplaatst op 31 Oktober, n.a.v. 500 jaar 95 Stellingen van Maarten Luther.
Zie ook J. Heugten http://www.dbnl.org/tekst/_str005194701_01/_str005194701_01_0075.php |