IJstocht
Door albast blinkt de zon. De velden schijnen
Ons tegen met dezelfde gele glans,
Die ook op t hardblauw vlak aan de balans
Der schaatsen ontschampt in bestoven lijnen.
Het kruis der armen, t overstag der voeten,
De losse haren onder mutsenvacht:
Alles biedt de weerstand tegen t ontmoeten,
Dat wij zo lang vermeden, overmacht,
Een korte tijd maar op de noordervijvers
Met t gele zuiderlicht, waarlangs het steken
Der ijzersneden is als vlijtge drijvers
Naar een verliefdheid die niet door wil breken.
|