Het Kind
Harten verflard, reeds heeft de hartenbinder
Zijn eigen, teerder weefsel opgezet
En van uw liefde 't looze eind gered,
Opdat de glans in 't raamwerk niet verminder'.
Nog blijft het klein, een aardig vlindernet,
Een kinderhemdje, klein zelf als een vlinder;
Maar eerlang wordt het tot een tijdsverslinder,
Die weeft en weeft, naar eigen levenswet.
Toch, hoe benard, uw draden blijven heel
In 't kind en loopen door zijn leven heen
Zooals de nerven door de jonge bladeren.
Alleen: gij kunt elkaar niet dicht meer naderen,
Want waar het kind zich tot volwass'ne speelt
Wast gíj ten dood, en die neemt éen voor éen.
Simon Vestdijk
Uit: Verzamelde gedichten dl. II, 1971
Uitgever: De Bezige Bij, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam - 's-Gravenhage
besproken op
klassiekegedichten.net
|
|