|  
         
      GEROOIDE PLEK 
      Waar men gerooid heeft, niet lang 
        geleden, nog goed te zien, 
        Wordt in het bosch het hart bang 
        Om de vele boomen voordien 
        Geveld in hun dicht gedrang 
        Van rijen van tien. 
      Waar zijn zij, die boomen, als t niet 
        Dezelfde zijn als die daar 
        Aan de nieuwe zoom een verschiet 
        Van stammen smal en ontroostbaar 
        Teeknnen in t staâg verdriet 
        Van alleen te zijn met elkaar? 
      Alleen in het bosch dat wijkt 
        Van de open plek in het bosch, 
        Waar de schamele koekoeksbloem prijkt,  
        Alleen in het avondlicht, ros 
        Een bevreemdend, in het bereik 
        Van het pas vereenzaamde mos, 
      Alleen met de bittere stronk, 
        Nog glad aan de bovenkant, 
        Alleen, en zoo ver van honk 
        Als ik van mijn vaderland,  
        O rouwend woud dat terneerzonk 
        Als asch in de avondbrand. 
      Verzamelde Gedichten II 331 
        Gestelsche Liederen - Droomen binnen drie wanden  
        1949  
       |