16
maart 1932
AAN DEN OORLOG
Wonder in
't leven, waar de weerga brandt,
De vale weerlichten der doodsgenade,
Nu maakt het lood langs rechtgevoorde paden
Geen ploeg meer noodig in dit akkerland;
En elke muur
bevat een kogelschade
En wordt aan witte knipkaarten verwant;
De zwarte stompen bloeien aan de rand
Van dorpen die zich in carbollucht baden;
Heete woestijn,
vuurrood van woedend stof,
Maar met een paradijs van onderstroomen
Die als een landmeisje in 't bivak springen;
Eeuwig zout
meer, waarin 't beton neerploft,
Dat mannen, afgedroogd, doet samenkomen
Om psalmen in een onderstand te zingen.
Nagelaten
Gedichten p. 322 - 16-3-1932
Tweede strofe later herschreven tot het kwartijn 'Oorlog' :
OORLOG
Zwarte boomstompen
bloeien aan de rand
Van dorpen die zich in carbollucht baden,
En ied're muur bevat een kogelschade
En wordt aan witte knipkaarten verwant.
geplaatst
21 maart 2003
naar de index van www.svestdijk.nl
|