Bolkestein
versus Ter Braak
Op 30 oktober 2000 werd Want
alle verlies is winst, het eerste deel van de biografie van Menno
ter Braak door Léon Hanssen (1)
ten doop gehouden in de Nieuwe kerk te Amsterdam. Ter gelegenheid daarvan
sprak Frits Bolkestein een rede uit die in enigszins aangepaste vorm gepubliceerd
is in het december nummer van het Hollands Maandblad onder de titel
Afscheid van Ter Braak, démasqué van een intellectueel
(pag. 25 - 29).
Bolkestein windt er geen doekjes om: 'narcistisch zelfonderzoek' , 'Ter
Braak breekt hier een lans voor het opportunisme', 'rijkelijk duistere
taal', zo stelt de ontgoochelde euro-commissaris vast bij herlezing van
Politicus zonder Partij en andere stukken, en dat terwijl hij in
zijn jonge jaren Ter Braak, Du Perron, Marsman, Slauerhoff en 'natuurlijk
Vestdijk' las en zelfs citeerde. Essays als Waarom ik "Amerika"
afwijs en De nieuwe elite nodigen volgens Bolkestein niet verder
uit tot lezen want 'moeizaam van stijl, duister van betekenis, getuigend
van een warrige visie'.
Of de mensen van uitgeverij Balans
opzettelijk kozen voor dit publieke debunken, met familie en vrienden van
de in 1940 helaas veel te vroeg gestorven schrijver in de zaal, ik vraag
het mij af. Integerder en meer rechtdoend aan de sfeer van de bijeenkomst en
het onderwerp was de voorgedragen persoonlijke herinnering van Adriaan Morriën.
Die moet toch iets geweten hebben want ging na zijn aandeel geleverd
te hebben, zijns weegs voordat Frits Bolkestein het woord zou voeren,
en uiteindelijk tot de conclusie zou komen dat Ter Braaks reputatie
uiteindelijk alleen maar gebaseerd is op diens zelfmoord, dit naar aanleiding
van het nog niet bekende 'biografische' gegeven van andere gevallen van
suicide in de familie van Ter Braak.
Ik vind dit onaantoonbare onzin, dat wil zeggen, ik ben het er
niet mee eens. Levenseindes van schrijvers en hun familielden hebben niks
te maken met de intrinsieke waarde van geschriften voor onze cultuur.
De publicist Bolkestein kan hier en daar zinnen uit essays halen en daarmee
duisterheid demonstreren, en zich zelfs indekken tegen het argument van
uit het verband rukken, door te zeggen: 'Ja maar ook dergelijke zinnen
zouden begrijpelijk moeten zijn'.
Aantonen dat Bolkesteins visie op Ter Braak niet waar is, kan ik
niet - smaken kunnen verschillen over boeken zowel als over zinnen.
Stijl en betekenis van teksten van pakweg ouder dan 40 jaar zullen
altijd moeizamer worden en minder te doorgronden lijken als men
er geen moeite voor doet en als overheids-commissies periodiek
de spelling omgooien. Met een willekeurige zin uit bijvoorbeeld
de Camera Obscura zouden we Hildebrand ( ps
Nicolaas Beets) wegzetten als boeketreeks:
.''De
baron leeft nog steeds met zijn dochter in dezelfde kalme en lieflijke
stemming. Zij beide stichten zoo veel nut en doen doen zoo .veel
goed als zij kunnen.'.
Terwijl Bolkestein met
"Amerika is zozeer ons slechter ik
geworden, dat men tegenwoordig naar Amerika reist, om dit te loochenen"
zijn mening illustreert dat Ter Braak niet begrijpelijk ìs. Niet méér
is, misschien... want wij kennen niet meer de politieke en linguistieke
omgeving van de Forum-generatie - tenzij we ons de moeite getroosten om
boeken als die van Leon Hanssen te kopen èn te lezen. Maar daarmee
worden de auteurs uit vroegere generaties nog niet tweederangs.
Ter Braak zegt in Christus, de antichrist, hoofdstuk vijf uit de
Nieuwe christenen (Van Oorschot 1961):
'Er
is geen cultuurbezit, noch van de antieken noch van het Christendom,
er is slechts een boedelbeschrijving van wat eens bezit wàs,
en er is het gevoel van afhankelijkheid van een vormschool, er is het
bewustzijn, dat wij niet zouden zijn, wie wij zijn, als niet niet de
discipline door deze vooroordelen (tegenover andere vooroordelen) in
ons bestaan was overgegaan, lang voor dat wij geboren werden.'
Na een paar keer herlezen is de betekenis hiervan voorstelbaar
en volgbaar. Ter Braak relativeert bezit, verzet zich tegen materialisme
en stelt waakzaamheid voorop net als Multatuli dat een generatie
voor hem deed. Waarom Ter Braak Amerika afwees is nog steeds interessant, zowel
de vraag als het antwoord, zelfs en juist voor een euro-politicus. Amerika
is de open zenuw van Europaen de verhoudingen tussen Duitsland, Frankrijk en Engeland
ten opzichte van de nieuwe wereld belangrijk genoeg om in
de gaten te houden, en de negatieve aspecten daarvan af te wijzen. En dat
kan alleen maar vanuit de geschiedenis, die Ter Braak bestudeerde (2)
en uiteindelijk ook onuitwisbaar onderdeel van geworden is.
Dick Vestdijk, maart 2001 |