Uit interview met Bibep

 

‘De psycho-analyse, néé, die is nooit belangrijk voor m'n werk geweest, hoor. 't Was nooit 'n grote openbaring voor me. Toen ik voor 't eerst Freud las, had ik al zo vaak dingen gedroomd die door hem beschreven en beklemtoond werden. Ach, 't diepst psychologisch inzicht krijg je als je Dostojewski en Nietzsche leest.’ ‘Wie ik zelf ben? In de eerste plaats alle ik-figuren in m'n romans. En (duidelijk geamuseerd) dat zijn er nogal wat.’

Een hand tegen de linkerwang, de vingertoppen tegen z'n slaap, de ogen dicht alsof 't daar pijn doet: ‘Een enkele keer treed ik in karikaturale vorm op. Die heel bleue Anton Wachter, die bij meneer Visser komt... en verlegen was ik niet. Nee, de Anton Wachter in de eerste vier delen ben ik ook niet helemaal. Hij is een beetje gevoeliger, kwetsbaarder en minder reëel dan ik was. Hij was zo in de verhouding tot Ina Damman, daar ben ik van uit gegaan. Dat heeft de rest gekleurd.’

En nog steeds met de ogen dicht: ‘Ton, je weet wel - Wegener uit De schandalen - heeft ook een bepaalde kant van mij. Ik vind 't niet een van m'n minste boeken al is 't slot wel erg dramatisch.’ (De schilder Wegener verbrandt in z'n mooiste kamer). ‘Hoewel, 't is aan de andere kant heel irreëel. De kwestie van die geheime fascisten had ik met een beetje meer moeite beter kunnen doen.’ Hij houdt 't hoofd voortdurend afgewend maar als ik De redding van Fre Bolderhey noem, zie ik z'n ogen, zwart en glinsterend.

Hij zegt: ‘Maar daarin ben ik niet die krankzinnige jongen. Ik ben de ik-figuur, niet die gek. Ik vind 't een van m'n beste boeken.’

 

Uit Bibeb & VIP's
31 januari '59

http://www.dbnl.org/tekst/bibe001bibe01_01/bibe001bibe01_01_0001.htm