Begrijpende psychologie en anti-angst
Over De schandalen, De kellner en de levenden en De toekomst
der religie -
Door Loet (1915-2006) en Lenie Abell-Van Soest (1918),
De literaire wereld zal wel willen onderschrijven dat in de voorbije 20e
eeuw Vestdijk zich als een eenzame grootheid bewoog tussen vele, na de
oorlog zéér vele kunstbroeders. Dat hij het niet gemakkelijk
heeft gehad ligt voor de hand, dat heeft hij gemeen met alle grote geesten,
maar dat men hem in deze tijd als "verouderd" terzijde schuift
is onvergeeflijk.
Als we in vogelvlucht zijn werken bezien die vooral vlak na de oorlog
als paddestoelen uit de grond rezen, dan komt er een zeldzame levensloop
aan het licht, een min of meer tragische levensloop, de levensloop van
een groot en onbegrepen kunstenaar. Wij willen hier vier werken aanwijzen
die zijn levensloop voor een goed deel hebben bepaald en die ons een blik
gunnen in zijn ongewone denkkracht.
In 1947 verscheen De Toekomst der Religie. Vestdijk beschouwde
als eerste de religie vanuit de psychologische hoek. Iets preciezer: vanuit
de hoek van de begrijpende ("verstehende") psychologie.
De begrijpende psychologie laat het onderbewustzijn aan het woord.
Hij heeft aangetoond dat het christendom in ernstige mate tekort schiet
in liefde, hoewel de liefde als hoogste goed in het christelijk vaandel
wordt gedragen. Het tekort schieten in liefde vindt zijn oorzaak in het
metafysische godsbeeld van het christendom.
Het werk bleek een voltreffer te zijn. De confessionele wereld, die 60
jaar geleden nog vast in het zadel zat, schokte op en kwam in het geweer.
Vestdijk zou het begrip "geloof" niet op zijn juiste waarde
hebben geschat, het begrip "projectie" fout hebben geïnterpreteerd,
op verkeerde gronden hebben aangetoond dat het christendom in de toekomst
zal verdwijnen en worden vervangen door een niet-metafysische religie,
hij zou van oosterse religies te weinig hebben begrepen en hij zou de
socialistische idealen ten onrechte religieus hebben genoemd. Dit alles
ondanks het feit dat hij met een formidabele kennis van zaken de religie
en alles wat daarmee samenhangt heeft voorgelegd aan zijn lezers. Vestdijk
heeft de kritieken met veel geduld en begrip weerlegd, maar hij moest
tenslotte toegeven dat hij de kracht van "de leugen" had onderschat.
Maar hij gaf zijn openbarende ideeën niet zó maar prijs! Hij
kende de kracht van mythen en hij schreef een nieuwe mythe: De kellner
en de Levenden , waarin wordt duidelijk gemaakt dat door het metafysische
godsbeeld de liefde in de verdrukking is geraakt en als het ware schreeuwt
om verlossing. Ook dit boek werd niet begrepen, maar het fascinerende
ervan deed zijn werk: het kreeg 18 drukken en men droeg het voor voor
de Nobelprijs.
In dezelfde periode als waarin hij zijn boek over de religie schreef kwam
zijn angststudie tot stand. Hij wilde hierop promoveren bij prof. Rümke.
Het werk verscheen na een diepgravende studie over het onderwerp met een
nauwgezette wetenschappelijke verantwoording en heldere samenvatting van
wat bekende psychologen en filosofen over de angst te vertellen hadden.
Vestdijk heeft uiteengezet dat elke angst een object heeft, in bijna alle
gevallen een medemens of een daarvan afgeleid fenomeen (monster, heks,
duivel, goden, God). Voorts dat angst altijd een prikkel uitzendt om er
iets tegen te doen. De voornaamste "anti-angst" reakties zijn
liefde, vlucht en agressie, waarvan de liefde verreweg de beste is, want
agressie wekt meer agressie op en vlucht laat het angstobject ongemoeid.
Het is van het grootste belang dat men zijn angstobject kent of opspoort
(het is vaak verdrongen) omdat men dan pas in staat is de angst zinvol
te bestrijden.
Vestdijk wees in zijn studie het existentialisme met veel overtuiging
af, vooral ook omdat het akademisch burgerrecht verworven had. Hij heeft
laten zien waaróm hij geen vriend was van het existentialisme. Dit
bestudeerde alleen de direkt waarneembare uitingen van de angst-emoties
en aangezien de angst nog niet zo lang als een belangwekkend emotioneel
fenomeen erkend werd, ontstond het beeld van de angst als een speciaal
fenomeen van de moderne tijd. Maar niets is minder waar, vindt Vestdijk,
want de anst was er altijd al. Hij wilde de angst vanuit een andere hoek
benaderen, namelijk zo natuurwetenschappelijk mogelijk.
Voor de goede verstaanders is het zonder meer duidelijk dat hij met zijn
benaderingswijze vanuit de natuurwetenschappelijke hoek voortging op de
weg die hij met zijn studie over de religie ingeslagen was: de weg van
de begrijpende psychologie.
Het grote belang van Vestdijks angststudie is dat hij een systeem heeft
gezien in ons aller psychologische functioneren. Dit systeem heeft hij
de polarisatietheorie genoemd. Hierin staat het angstobject centraal.
Toen Rümke na 2 jaar eindelijk zijn fiat aan het werk gaf, zag Vestdijk
er - begrijpelijk - van af. In 1968 is Het Wezen van de Angst als
boek verschenen met een vererende opdracht aan wijlen prof. Rümke
Wanneer men de roerige, verwarrende, onzekere jaren van na de oorlog voegt
bij de gekwelde gemoedsgesteldheid waaraan Vestdijk in die periode ten
prooi was, - niet alleen door zijn liefdesperikelen (zijn verhouding met
Henriëtte van Eyk, waar zijn huisgenote Ans Koster erg onder leed)
maar vooral door de onbehoorlijke reakties op De Toekomst der Religie
én door het gemis aan begrip voor De Kelner en de Levenden
én door de traagheid van Rümke waardoor zijn promotie de mist
inging, dan is het niet te verwonderen dat hij zijn heftige zieleroerselen
onderbracht in een roman. En wat voor een roman! Hij stortte zich uit
- men kan beter zeggen hij bloedde leeg - in De Schandalen, een
roman waarvan hij zelf zegt dat het de neerslag is van een algemeen en
hardnekkig wanbegrip. Hij heeft hierin zijn lot in romanvorm weergegeven.
De Schandalen speelt in de onzekere jaren na de oorlog. Vestdijk
schetst hierin de ondergang van de geniale kunstschilder Wegener. Het
is niet moeilijk om in Wegener de schrijver zelf te herkennen.
(Vestdijk heeft van Wegener een kunstschilder gemaakt. Een kunstschilder
kan de beelden die opwellen uit zijn onderbewustzijn rechtstreekts op
het doek brengen; hij hoeft zich de psychologische achtergrond niet noodzakelijk
bewust te maken. Dat hoeft een dichter pur sang ook niet en een musicus
evenmin. Maar een romancier die de opwellingen uit zijn onderbewustzijn
niet ordent en in een groter verband onderbrengt, strandt onherroepelijk
in een chaos waar hij niet meer uit kan komen en zijn lezers nog veel
minder. Dat is bijvoorbeeld Vestdijks bezwaar tegen Joyce's Ulysses
en Finnegans Wake; hij vindt hem hierin een op hol geslagen genie.)
Maar dit terzijde.
Wegeners schilderijen tonen de samenleving zoals zijn onderbewustzijn
hem die laat zien en op vrijwel al zijn doeken staat de vrouw centraal.
De vrouw is in alle kunsten een klassiek symbool voor de liefde in alle
mogelijke schakeringen, van de eng-seksuele tot de meest vergeestelijkte
en van de kinderlijke tot de religieuze liefde. Wegeners vrouwen zijn
voor het merendeel dreigend; soms vermoeid en krijtwit, soms niets ontziend
heerszuchtig, soms scheldend en agressief, soms goedmoedig en dom glimlachend.
Het is duidelijk dat voor Wegener de liefde dreigend is. Zijn vrouw Ank,
min of meer de spreekbuis van het in de streek met veel adel bevolkte,
geldende burgerlijke fatsoen, inspireert hem tot deze werken zonder dat
zij dit zelf weet. Ofschoon ze goed voor hem zorgt is ze met haar solide
burgerlijkheid een belemmering voor zijn kunstenaarswezen. Ze animeert
hem om portretten van de adel te schilderen waarvan ze tenslotte moeten
leven, maar voor Wegener is dit een weerzinwekkende bezigheid. Het houdt
hem af van zijn eigen scheppingen.
Hij wordt door een toevallige kunstcriticus ontdekt die hem overhaalt
om te exposeren. Hij wordt hierdoor een korte tijd beroemd maar daarna,
door geroddel en vuilspuiterij weer van zijn voetstuk gestoten. Hij verlaat
Ank om zich eindelijk vrij te kunnen voelen en gaat naar Amsterdam. Maar
na enige maanden keert hij weer bij haar terug omdat zij een ongeneeslijke
ziekte blijkt te hebben. Ondanks Wegeners zorgzame verpleging sterft Ank,
hem achterlatend met een ondraaglijk schuldgevoel.
Dit schuldgevoel van Wegener vraagt om een afzonderlijke beschouwing.
Wegener ziet de door de oorlog beschadigde samenlevingsvormen vol angst
en onzekerheid en achterdocht en hij weet al deze geschonden verhoudingen
feilloos op het doek te brengen waarmee hij kortstondig roem oogst.
Als Ank op haar sterfbed tegen hem zegt dat zij het gevoel heeft hem altijd
in de weg te hebben gestaan dringt het plotseling tot hem door dat hij
daar niets tegen in kan brengen. Het was waar, - het was de waarheid waarin
hij zelf had geloofd, en waarmee hij haar getrapt had tot ook zij erin
was gaan geloven...en hij dacht: als ik nu schrei dan zullen het tranen
van bloed zijn.
Hij zegt tegen Ank: "Juist omdat het tussen ons niet helemaal klopte
heb ik superieur werk kunnen maken, wat ik nooit meer zal kunnen als je
doodgaat... Ik ben eigenlijk geen mens, dat begin ik nu pas te begrijpen.
Geen enkele kunstenaar van enige betekenis is dat."
Wegener beseft ineens wat zijn kunstenaarsschap voor hem betekent: hij
weet zich een outcast, een eenling, een gevonniste, niet bruikbaar voor
de gemeenschap.
Dit schuldgevoel, gevoegd bij de vuilspuiterij die hij over zich heen
gekregen heeft door anonieme medewerkers aan een soort ondergronds "net"
dat tot doel heeft kunstenaars als Wegener, dat wil dus zeggen geniale
kunstenaars, te gronde te richten, wordt hem de baas. Hij steekt zijn
huis in brand en komt om in de vlammen. Dit is in enkele lijnen de schets
van Wegeners ondergang.
Wegeners ondergang kunnen we als een vrij letterlijk model zien voor Vestdijks
"lot", dat niet leidde tot een rampzalige zelfmoord maar wel
tot de diepste depressie van zijn leven.
De aanvallen op De Toekomst der Religie, een werk van wereldklasse
dat allang vertaald had moeten worden, kwamen van de zijde van geschrokken
priesters en dominees, die haastig hun stellingen betrokken nadat Vestdijk
het christendom midscheeps had getroffen met zijn psychologische beschouwingen
over de religie.
En niet alleen gelovigen wierpen zich op Vestdijk, ook vrienden en broeders
in de kunst vielen hem aan. Bij voorbeeld Roland Holst in de kwatrijnenstrijd
Swordplay Wordplay , die in 1948 is gepubliceerd en in hoofdzaak
betrekking heeft op De Toekomst der Religie. Hoe puntig en sportief
die woordenstrijd ook was, Roland Holst ontzag zich niet om Vestdijk te
bespotten om diens persoonlijke desiderata aangaande de toekomst der religie.
Anderen voelden zich geroepen om niet het christendom maar de kunst te
beschermen, en Vestdijks gedrag in de oorlogsjaren werd onder de loep
genomen. Men kon niets anders vinden dan een aanmelding voor de kultuurkamer,
waar Vestdijk tenslotte toe was over gegaan om vrij te komen uit St. Michielsgestel,
maar waar hij op geen enkele manier van had geprofiteerd.
De gesloten gelederen van priesters en dominees, aangevuld met enkele
kunstbroeders, die in de oorlog wel wat anders hadden laten zien dan een
handtekening voor de kultuurkamer, stonden model voor het geheimzinnige
"net" uit De Schandalen.
Vestdijk heeft in 1946 Ans Koster verlaten om in Amsterdam met Henriëtte
van Eyk te gaan samenwonen, maar hij is na enige maanden weer naar Doorn
teruggekeerd. Als hij de moeilijkheden die zijn verhouding met de twee
vrouwen meebracht, in psychologisch juiste verhoudingen in De Schandalen
heeft geprojecteerd, dan mogen wij aannemen dat een enorm schuldgevoel
tegenover Ans hem heeft doen terugkeren naar Doorn.
Vestdijk heeft met zijn studies over de religie en de angst - we kunnen
beter zeggen over de liefde en de angst - gehoopt op begrip en medeleven
voor zijn prachtige ideeën die hij met de begrijpende psychologie
ontwikkeld heeft en waarmee hij de geesteswetenschappen op een hoger plan
tilde. Maar begrip en medeleven bleven uit. In plaats daarvan verschenen
van de kant van de gelovigen beschuldigingen in de pers over onbegrip
en verkeerde interpretaties en van de kant van zijn broeders in de kunst,
verdachtmakingen over zijn oorlogsverleden.
En geen van allen hebben zij de liefde genoemd, die door het metafysische
godsbeeld zo jammerlijk in de vernieling is geraakt en die in de hier
behandelde werken van Vestdijk als waardevolste emotie door hem werd gekroond.
Heeft het metafysische godsbeeld de mensen dan hun zelfinzicht ontnomen?
We willen het niet hopen, maar 2000 jaar is lang... In ieder geval schreef
Vestdijk in 1952 dat zijn sociale religie tot nul gedaald was.
index
contact
copyright
Laatste bewerking 7 augustus 2006 door Lenie Abell-Van Soest en Sylvia
Van Soest
geplaats 4 september 2006
|