Satyre als gevaar - fragment
Ik heb altijd gelijk van W.F. Hermans is tot in de titel een
product van ironie en satyre. Toch zou het onjuist zijn van
een 'satyrische roman' te spreken. Daarvoor staan 'roman' en
'satyre' te los van elkaar, hetgeen zowel de zwakheden van het
boek bepaalt (al beperken deze zich hoofdzakelijk tot een
middenepisode) als de kracht ervan, zodra de auteur erin
slaagt de beide bestanddelen tot synthese te brengen. Deze
synthese bereikt Hermans herhaalde malen in het eerste deel,
waarin de tot sergeant gedegradeerde Lodewijk uit Indonesië
repatriëert, verbitterd zowel door de mislukking van de tweede
politionele actie (hij die als jongen generaal had willen
worden) als door het vooruitzicht tot zijn harde en onredelijke
ouders te moeten terugkeren, die hij aansprakelijk stelt
voor zijn maatschappelijke mislukking en voor de ondergang van
zijn oudere zuster Deborah. In het begin van de tweede wereldoorlog
heeft het meisje zelfmoord gepleegd, en daartoe was zij
- volgens hem - voorbeschikt door de liefdeloosheid van het
gezin, waarin zij beide zijn opgevoed.
Deborah, de overledene, neemt vooral het 'romanelement' voor
haar rekening: in het eerste deel, doordat zij telkens in
Lodewijks dagdromen en herinneringen opduikt en een goed deel
van zijn protesthouding helpt verklaren, aan het slot, doordat
zij als koele, zwijgzame spookverschijning hem voorgoed wegvoert
van de andere personnages uit het boek, die zich even te
voren reeds als onbeduidende schijngestalten hebben onthuld.
Zij is de enige die niet door de satyre vernietigd wordt; in
het geval van de kleinburgerlijke ouders is minder sprake van
een destructieve behandeling dan van een (in wezen misschien
nog meedogenlozer) objectieve weergeving. Wel is waar stelt
Lodewijk ons Deborah voor als harteloos en vitterig: de 'oudere
zuster', die in hun gemeenschappelijke jeugd bepaalde
rechten aan dit leeftijdsverschil ontleende. Maar hij ziet nu
in, dat zij zo was geworden als product van hun opvoeding, en
op deze éne bladzijde even voor het slot aanschouwt hij haar
zoals ze had kúnnen zijn, en daarmee wordt deze visionaire
ontmoeting tot een kleine oase in de gloeiende zandstormen van
haat, die door het boek razen en er iets bijzonder 'negativistisch'
van schijnen te maken.
Haat als teleurgestelde of miskende liefde geldt ook het
door Hermans veelbelasterde Nederland, dat het zich tot een
eer zou moeten rekenen deze paradoxale emoties te hebben
ontketend, in plaats van de schrijver te vergasten op een wel
zeer veel tijd vergende justitiële vervolging op een
ondergeschikt punt. Een verruwde, klassiek 'kankerende' soldaat
beledigt in dronkenschap de Katholieken. Het lijkt onjuist en
onnodig een 'volksdeel' te lichten uit een reeks objecten van
spottende afkeer, gezamenlijk het Nederlandse volk vormende.
Verschillende onwelriekende bijverschijnselen van deze
cryptofascistische Hetze, waarover ik het mijne heb gezegd in het
tijdschrift Podium, behoeven hier niet opgehaald te worden.
Fragment uit Satyre als gevaar over Ik heb altijd gelijk van
W.F. Hermans, uit S. Vestdijk . - Zuiverende Kroniek, Essays.
Amsterd., Meulenhoff (1976); 2de drk; isbn 90 290 0612 9.
Terug
naar de beginpagina