Legende van de roos



Een rozelaar, met rood en dood behangen,

Zichzelf genoeg, plantaardige styliet,

Wordt aangerand door stormwind's ommegangen,

Opdat zijn levensvreemdheid recht geschiedt.



Aanminnig maagdje, dat de rozen ziet,

Als roos zelf nauw te bloeien aangevangen,

Zint het te plukken wat zij zich wel niet

Kan droomen dan als roos van hartsverlangen.



Stormbruisend is een ruiter aangekomen,

Die heeft haar voor de vuist op 't paard genomen,

Op dood en leven met de roos vereend!



Voor éenmaal wordt een roos maar uitgeleend.

Het maagdje mag nog lang van rozen droomen.

De bloem is tot koralen hart versteend.

 

Uit Verzamelde gedichten - ed. Martin Hartkamp; deel II, pag 349.
Athenaeum-Polak & Van Gennep, Bert Bakker, De Bezige Bij, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam - 's-Gravenhage 1971.

Oorspronkelijk in Thanatos aan banden, De Bezige Bij 1948

Ook verschenen in het tijdschrift Ad interim, 1946
http://www.dbnl.org/tekst/_adi001194601_01/_adi001194601_01_0058.php

 

 

cc BY SA NC - svestdijk.nl 2018